Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn [21]bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela. 21. Dat is, al wat lieflijk, fraai, schoon en begeerlijk in hem is, doet Gij in der haast vergaan, gelijk een mot haast, ja meteen aangetast, verwreven en teniet is. Verg. Job 4:19; Job 13:28. Jes.50:9; Jes.51:8. Hos.5:12.